Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de HEERE zeide tot Jakob: Keer weder [3]tot het land uwer vaderen, en tot uw maagschap, en [4]Ik zal met u zijn. 3. Dat is, het land Kanaan, hetwelk Ik uw vader Izak en uw grootvader Abraham beloofd heb; hoewel zij in dezen tijd daar niet in hadden dan den akker en de spelonk, waarin Sara begraven was. 4. Zie boven hfdst.21 vs.22, en hfdst.26 vs.24; idem, onder, hfdst.32 vs.9 waar Jakob zelf deze woorden verklaart.